Van harde landing naar stevige start: hoe voorkom je dakloosheid onder jongeren uit de jeugdzorg?
Jongeren die jeugdzorg met verblijf ontvangen, maken vaak een harde landing rond hun 18e verjaardag. Ze stromen uit de jeugdzorg en worden volgens de wet als volwassen beschouwd. Maar in de praktijk missen ze vaak de bestaanszekerheid en het netwerk om zelfstandig te leven. Ze gaan over naar andere systemen en loketten, en daar begint het probleem: ze zijn van iedereen, en daarmee van niemand.
Tijdens de workshop ‘Van harde landing naar stevige start’ namen Nicoline den Ouden en Marjan Tsatsos de deelnemers mee in de Landelijke Aanpak 16-27. Deze aanpak richt zich op het voorkomen van dakloosheid onder jongeren die uitstromen uit de jeugdzorg. In dit artikel blikken we terug op de workshop en geven we inzichten en handvatten om met deze aanpak aan de slag te gaan.
Tussen wal en schip: het ontbreken van eigenaarschap
De Landelijke Aanpak 16-27 is ontstaan vanuit een pijnlijke constatering: jongeren verdwijnen van de radar zodra ze uitstromen uit de jeugdzorg. Gemeenten zijn hen kwijt. De zorg valt vanaf hun 18e onder een andere afdeling, die vaak geen passende contracten heeft voor woonvoorzieningen. Het gevolg: jongeren verliezen hun woonplek en belanden in een vrije val. Dakloosheid leidt tot schooluitval, uitbuiting, criminaliteit, schulden, werkloosheid en verslaving.
Wat opvalt, is dat deze doelgroep vaak nergens echt is belegd binnen gemeenten. Ze vallen niet onder jeugd, niet onder Wmo, en dus is er niemand die zich verantwoordelijk voelt. Jongeren worden van het kastje naar de muur gestuurd. Iedereen wijst naar een andere partij. En hoewel dit vaak met de beste bedoelingen gebeurt, draagt het bij aan dakloosheid.
Hoe dan wel? Eigenaarschap en proactieve benadering
Stap één is erkennen: dit zijn ónze kinderen. Gemeenten moeten eigenaarschap nemen en jongeren proactief benaderen. Niet wachten tot ze in paniek aankloppen, maar weten wie de risicogroep is en hen tijdig ondersteunen.
Jongeren die jeugdzorg met verblijf ontvangen, zijn een risicogroep voor dakloosheid. Gemeenten moeten weten hoeveel jongeren in hun gemeente in deze situatie zitten, en hen actief benaderen. Niet met standaardaanbod, maar met een gesprek dat begint bij hun behoeften: "Wat heb jij nu van mij nodig?"
Door patronen te herkennen en vooruit te plannen, kunnen gemeenten massa creëren. Als je weet dat er acht jongeren uitstromen, waarvan vier zelfstandig kunnen wonen, twee beschermd wonen nodig hebben en twee het nog niet weten, dan kun je je woningvoorraad daarop afstemmen. Zo voorkom je dat je regelmatig maatwerk moet regelen op individuele casuïstiek.
Wonen Eerst
Een belangrijke les uit de aanpak is dat het hier niet primair om zorg gaat, maar om wonen. Eerst huisvesting en financiën regelen, daarna zorg. Dat vraagt om een andere inrichting van processen en samenwerking tussen domeinen.
Verlengde jeugdzorg wordt vaak ingezet als noodoplossing omdat er geen passende woonplek is. Dat kost gemeenten veel geld. Bovendien houden deze jongeren plekken bezet die zij niet meer nodig hebben en vaak zijn zij ook klaar voor een volgende stap richting zelfstandig wonen. Door uitstroom beter te regelen, daalt de behoefte aan verlengde jeugdzorg.
Werken vanuit de behoeften van jongeren
Stabiliteit en zekerheid zijn cruciaal. Deze jongeren hebben gemiddeld 10 tot 14 doorplaatsingen achter de rug. Ze zijn getraumatiseerd en haken af als ze steeds opnieuw moeten verhuizen. Geef ze, wanneer ze dit aankunnen, direct een eigen sleutel, met een onvoorwaardelijke termijn. Dat geeft ze vleugels.
Ze zijn moe van het delen. Opgegroeid met plastic matrassen, corvé-lijstjes en zonder vaste steunfiguren die bijvoorbeeld knuffels geven. Ze willen een eigen voordeur, een eigen wc, een eigen badkamer. Dat is geen luxe, maar noodzaak.
Andere vragen, ander gesprek
De workshop gaat ook over houding en gedrag. Gemeenten kunnen een plan van aanpak neerleggen, maar het echte verschil zit in menselijk gedrag. Als professionals zeggen "dat kan niet, want mijn protocol zegt dit", dan raken ze deze jongeren kwijt en creëren ze de zorgvrager van de toekomst.
Deze jongeren hebben alle recht om met een gesloten houding binnen te komen. Als je ze vertelt wat allemaal niet kan, bevestig je hun wantrouwen. Voer andere gesprekken: "Wat jij wilt is ingewikkeld, maar ik snap jou en ik ga voor je aan de slag."
Stel andere vragen. Niet "wil je hulp?", maar "waar heb jij behoefte aan als het gaat om wonen en ondersteunen”, en "wie is er voor jou als het niet goed met je gaat? Wat kan ik voor je doen?". Zo ontdekken jongeren zelf waar ze hulp bij nodig hebben, zonder dat ze een hulpvraag hoeven te formuleren.
Tot slot
De Landelijke Aanpak 16-27 vraagt om lef, samenwerking en menselijkheid. Het is geen rocket science, maar het vraagt wel om een fundamentele verandering in denken en doen. Zoals Nicoline en Marjan zeggen:
Dit is niet onze schuld, maar wel onze verantwoordelijkheid.
Heb je vragen of wil je meer weten over dit onderwerp?
Neem contact met Nicoline den Ouden via nicoline.denouden@vng.nl.